Het is fijn dat mensen door haar Circular Hero Award zien dat BlueCity meer doet dan circulaire ondernemers in en rond Rotterdam ondersteunen. Maar, weet medeoprichter en directeur van de circulaire hub Sabine Biesheuvel: op haar lauweren rusten is geen optie. Er moet nog veel gebeuren voor de transitie naar een volledig circulaire economie. “We moeten weg van het idee dat de circulaire economie alleen een ‘nice to have’ is.”

Beeld: © Rijksoverheid / RIjksoverheid

Het is alweer 10 jaar geleden dat Biesheuvel samen met de oprichters van Rotterzwam en Stichting ifund (inmiddels Springpact) een one-pager schreef over het opzetten van een ‘ecosysteem van circulaire ondernemers’ in Rotterdam. Inmiddels is BlueCity een feit. En herbergt de circulaire hub in het oude tropische zwembad Tropicana meer dan 50 circulaire ondernemers. Er worden jaarlijks 250 rondleidingen en ruim 300 events gehost en 30 circulaire projecten georganiseerd met meer dan 100 bedrijven. ‘Blue’ staat voor water en de overvloed daaraan, licht de onderneemster toe: “De circulaire economie draait niet om schaarste. Het gaat juist om de kunst van het denken in overvloed en waarde.  We hebben een overvloed aan grondstoffen die we op dit moment niet goed benutten.”

Van prototype naar volumes

Circulaire startups ondersteunen bij de stap naar op schaal produceren, ziet Biesheuvel nu als een belangrijke taak van BlueCity. “De stap om een product van prototype naar productie in volumes te brengen is heel belangrijk, maar ook ingewikkeld. En vaak onderschat”, legt Biesheuvel uit. De onderneemster sprak samen met het bedrijfsontwikkelingsbureau Tekkoo met meerdere jonge circulaire productiebedrijven. Op basis van die gesprekken ontstond het programma Circular Factory. Binnen dit programma ondersteunt BlueCity start-ups onder andere bij het opstarten van een fabriek, het vastleggen van klanten en toeleveranciers en bij het kiezen van een financieel businessmodel. Biesheuvel: “Denk daarbij aan vragen als: hoe ziet mijn productielijn eruit, welke technologieën gebruik ik, welke expertise en rollen heb ik nodig in mijn fabriek en voor welke financieringsconstructie kies ik?”

De financieringsconstructie waar startups voor kiezen is belangrijk in deze fase, benadrukt Biesheuvel. “Dit soort bedrijven hebben veel investeringsgeld nodig. Daarom lopen zij al vroeg het risico om veel zeggenschap te verliezen.” Een bedrijf dat kiest voor private equity (investeringen in bedrijven die niet beursgenoteerd zijn) geeft dan veel aandelen weg en daarmee zeggenschap over het bedrijf. Biesheuvel: “We moeten ons afvragen hoe het voor ondernemers interessant blijft om circulair te ondernemen. Circulaire bedrijven die op schaal willen produceren, gaan van een investering van 5 ton per jaar ineens naar miljoenen per jaar. De Nederlandse economie is daar op dit moment niet op ingericht.” Toch moet dit kapitaal er komen, vindt de onderneemster. “Deze bedrijven zijn cruciaal om onze circulaire doelstellingen te halen. Werkkapitaal voor opschaling moet deels uit de markt en deels uit de overheid komen.” 

Denken vanuit businessmodellen, ketens en waarde

De Nederlandse overheid denkt vaak nog te klein als het gaat om de financiering van circulaire bedrijven, ziet Biesheuvel. “De aanbestedingsgrens ligt vaak al bij € 30.000 terwijl dit soort bedrijven miljoenen euro’s nodig hebben om op te schalen.” Bovendien zorgt het ontbreken van concrete wetgeving op het gebied van circulair ondernemen in Nederland ervoor dat klanten van circulaire bedrijven terughoudend zijn, vervolgt Biesheuvel. “Bedrijven willen best meedoen aan pilots en kleinschalige projecten. Maar zodra ze zich moeten committeren aan producten in volumes maakt de markt altijd minder duurzame keuzes vanwege kosten.” En dus houden we de circulaire economie zo nog te vrijblijvend. Als een ‘nice to have’. Terwijl het een strategisch maatschappelijke keuze moet zijn over hoe we onze economie willen inrichten, vindt de onderneemster. “We moeten ons afvragen: hoe organiseren we de economie zo dat we autonomer kunnen functioneren en onze lokale maakindustrie weer aantrekkelijk kunnen maken in Nederland (of Europa). Zodat we slimmer omgaan met onze eigen producten en omgeving en misschien ook niet altijd meer afhankelijk zijn van anderen voor onze grondstoffen.”

Strategisch denken houdt in dat we misschien minder vanuit impact gaan denken en meer vanuit businessmodellen, ketens en waarde, benadrukt Biesheuvel. Bedrijven opereren vaak in (internationale) ketens. Om te zorgen dat hun speelveld gunstig is, moet je Europees en internationaal denken. Biesheuvel: “De markt van gerecycled plastic is een mooi voorbeeld. Als je niet strategisch omgaat met het feit dat China goedkoop plastic op onze mark dumpt, gaan onze fabrieken die plastic recyclen failliet.” We moeten onze maakindustrie daarom weerbaar maken voor het dumpen van goedkope niet-duurzame materialen door te zorgen dat er een markt komt voor duurzamere alternatieven, vervolgt Biesheuvel. “De Europese Unie zet nu wel stappen hiervoor in de goede richting, denk aan de Clean Industrial Deal, Ecodesign of Critical Raw Material Act (CRM Act)."

Door muren heenlopen

Of Biesheuvel het ook weleens zwaar vindt om een voortrekkersrol te hebben? Biesheuvel: “Eigenlijk ben ik zo gewend om door muren heen te lopen, dat ik me er vaak niet eens meer bewust van ben.” Wat ook helpt is zelfspot en relativeren, weet ze. “Ik heb besloten om zoveel mogelijk van mijn tijd in de circulaire transitie te stoppen, maar ik voel mij er niet meer verantwoordelijk voor.” Zorg daarnaast dat je je omringt met andere mensen die vooruit willen en die de snelheid aankunnen. En met wie je ook goed kunt lachen, tipt Biesheuvel. “Ik ben er goed in geworden om mensen om mij heen te verzamelen die mij energie geven. Die ook gewend zijn om een gat door de muur heen te zien waar nog geen deur is.”

Haar dromen voor de toekomst? “Ik verwacht veel van de Nederlandse Vereniging Circulaire Economie. Hiermee kunnen we een coherent verhaal neerleggen over hoe het systeem moet veranderen. En concrete wetten en regelgeving voorstellen waarmee een markt ontstaat voor bedrijven.” Ook hoopt de directeur van BlueCity in de toekomst meer grootschalige programma’s te draaien binnen cruciale Nederlandse sectoren. “In plaats van jaarlijks veel kleine projecten en pilots te draaien, gaan we bij BlueCity nu toe naar vijf meerjarige programma’s die een financiële dekking vragen van partners die begrijpen dat je bouwt aan een nieuwe economie. Een mooi voorbeeld is het programma dat we nu ontwikkelen voor de maritieme sector. Met dit soort zware solide programma’s kunnen we echt impact maken binnen de Nederlandse economie.”