De Reparatiefabriek: het onmogelijke mogelijk maken

Samenwerking in/met de regio

De stofzuiger die niet meer goed zuigt, de waterkoker die niet meer goed kookt. We gooien ze weg en kopen een nieuwe, of brengen ze terug naar de winkel en krijgen een nieuwe. Zo verdwijnen dagelijks duizenden apparaten uit de Nederlandse huishoudens. Reparatie van producten met een prijs onder de 100 euro is vaak onmogelijk, omdat het niet loont. Maar de Reparatiefabriek wil het onmogelijke mogelijk maken. Om in de praktijk te beproeven wat daar allemaal voor nodig is, opende onlangs in het Rotterdamse HER een fysieke locatie de deuren. Tijdens een pilot van 1 jaar wordt gewerkt met producten van deelnemende merken en winkels om zo de juiste reparatieprocessen, data en ketenkennis van ontwerp tot retourlogistiek in kaart te brengen.

De Reparatiefabriek komt uit de koker van de Reparatiecoalitie, een initiatief van provincie Zuid-Holland en Elemental. Wat beweegt Hugo en Pascal om zich voor deze enorme uitdaging in te zetten? Hugo: “Ik heb drie jaar in Kenia gewoond. Daar repareren ze alles. Ik heb er best moeite mee dat wij dat hier niet doen, en producten van hoge kwaliteit gewoon de deur uit doen.” Pascal: “Ons eigen bedrijf is gecertificeerd B Corp. Dat brengt met zich mee dat we streven naar ‘business as a force for good’. De reparatie van producten tot 100 euro is een complex systeemvraagstuk, maar als het lukt leidt dat zeker tot iets goeds.” Hergebruik van gerepareerde producten vermindert immers afvalstromen, de vraag naar nieuwe materialen en alle bijbehorende CO2-uitstoot. Maar het levert bijvoorbeeld ook inzichten op in faalpatronen, ontwerpkeuzes en kansen op productverbetering voor fabrikanten.

Recht op reparatie

Wat die fabrikanten betreft: zij krijgen te maken met het recht op reparatie. Europese regelgeving verplicht hen om consumenten betaalbare reparatiediensten aan te bieden. Vormt de Reparatiefabriek een manier om hieraan te voldoen? “Dat speelt mee”, aldus Pascal. “Maar voor ons ligt de nadruk erop dat reparatie weer normaler wordt. We zoeken naar een model dat dit voor consumenten, reparateurs en fabrikanten en winkels mogelijk maakt. In de kledingbranche bestaat het al, met het United Repair Center. Een kledingmerk als Patagonia heeft op de website een knop waarmee de consument een reparatie kan opstarten. Zoiets willen wij ook voor de producten waarop wij ons richten: dat je als consument een product ter reparatie kan aanbieden via de website van de winkel, of via een platform zoals Jafix.com of organisaties zoals de Consumentenbond.”

Onderdelen oogsten

Het lijkt opmerkelijk dat de winkels en merken ANWB, Decathlon, Coolblue, Versuni, en Re:first aan de Reparatiefabriek meedoen. Hoe meer er gerepareerd wordt, hoe minder zij verkopen. Hugo: “De transitie naar een circulaire economie komt er gewoon aan. Daar kun je je tegen verzetten, maar je kunt het ook omarmen. Wie nu instapt, is straks koploper.” Tijdens de pilot in Rotterdam worden 500 producten uit de retourstromen van de deelnemende merken/retailers gerepareerd. Het gaat om huishoudelijke apparaten, elektrische gereedschappen, kampeermeubels en (rol)koffers. Onderdelen die aan vervanging toe zijn, worden geoogst bij Stichting Kringloop in Gouda. Wanneer is de pilot een succes? “Als we alle facetten hebben uitgewerkt: van de routes voor de consument en de winkels, tot het testen en industrialiseren van reparatieprocessen. Ook moeten we een organisatiemodel ontwikkelen en financieren, waarmee de huidige deelnemende partijen het na de pilot structureel kunnen voortzetten.”

De doe-stand

Het grootste struikelblok is het kostenplaatje. “De uiteindelijke reparatiekosten voor de consument moeten laag genoeg zijn om een reparatie aantrekkelijk te maken. We kijken daarom naar hoge volumes, automatisering van reparatieprocessen, maar ook naar de inzet van vrijwilligers en mensen met afstand tot de arbeidsmarkt voor bijvoorbeeld het schoonmaken en weer inpakken van de producten.” Hugo: “Het is een uitdaging, maar we zijn optimistisch. We werken nu samen met partijen die niet in de ‘ja, maar’-stand staan, maar in de doe-stand. Met zijn allen zien we kansen, en die proberen we in de Reparatiefabriek te pakken.”