Een toekomstvisie over consumentengedrag in een sufficiency-based Circulaire Economie
Prof. dr.ir. Ruth Mugge werkt als hoogleraar aan de faculteit Industrieel Ontwerpen van de Technische Universiteit Delft en als parttime hoogleraar aan de sectie Marketing van de Universiteit van Amsterdam. Haar onderzoek richt zich op het stimuleren van duurzaam consumentengedrag door middel van nieuwe design en marketing interventies.
Hierbij richt ze zich op diverse onderwerpen binnen de circulaire economie, zoals het stimuleren van reparatie, het bevorderen van de adoptie van refurbishment en het stimuleren van een langer gebruik van consumentenelektronica. Ze heeft diverse nationale en internationale subsidies ontvangen voor het uitvoeren van haar onderzoek en heeft haar onderzoeksresultaten in diverse wetenschappelijke tijdschriften gepubliceerd.
"In een sufficiency-based Circulaire Economie willen en kunnen consumenten langdurige relaties aangaan met hun producten"
Als hoogleraar in 'Design for Sustainable Consumer Behaviour' (TUDelft) en 'Responsible Marketing' (UvA) heb ik expertise op het consumentenperspectief in een circulaire economie. Om die reden heb ik onderstaand toekomstbeeld geschetst vanuit een consumentenperspectief ten opzichte van duurzame consumentenproducten, zoals elektronica, meubelen en huishoudelijke apparaten. Uiteraard zal de realisatie hiervan veranderingen voor bedrijven en beleidsmakers met zich meebrengen, maar deze worden in dit toekomstbeeld niet verder uitgewerkt.
Van een circulaire economie naar een sufficiency-based circulaire economie
Een circulaire economie is een economisch systeem van gesloten kringlopen waarin grondstoffen, onderdelen en producten hun waarde zo min mogelijk verliezen en hernieuwbare energiebronnen worden gebruikt. Figuur 1 illustreert de verschillende kringlopen van de circulaire economie, zoals deze geschetst zijn door de Ellen MacArthur Foundation. Anno 2022 ligt de focus binnen een circulaire economie nog voornamelijk op de buitenste kringloop van recycling door ervoor te zorgen dat materialen via recycling weer worden hergebruikt. Binnen de R-ladder gaat het hier om de onderste treden van Recycling en Recover.
In 2050 zal deze focus verschuiven naar een sufficiency-based circulaire economie (Bocken & Short, 2016). Sufficiency, oftewel toereikendheid, is gedefinieerd als het vermijden van over- of onderconsumptie, wat voor de Westerse samenleving een reductie van de absolute materiële consumptie betekent. Binnen een sufficiency-based circulaire economie wordt naar menselijk geluk en welzijn gestreefd, maar daarbij ook de ecologische stabiliteit veiliggesteld door het reduceren van schaarse middelen en energie. Een sufficiency-based circulaire economie betekent dat de focus op de binnenste kringlopen van de circulaire economie van Maintain/Prolong en Share (zie figuur 1) zal komen te liggen, omdat in deze kringlopen het minste verlies van schaarse materialen optreedt en er dus de grootste milieuwinst te behalen is. Binnen de R-ladder gaat het hier dus om de bovenste treden van Refuse, Reduce en Reuse.
In de huidige samenleving zien we dat de meeste consumenten begaan zijn met het milieu en zich als milieubewust betitelen, maar hier vaak niet direct naar handelen in hun consumptiegedrag. De persoonlijke voordelen van consumeren spelen uiteindelijk een grotere rol dan de milieuvoordelen van niet consumeren. De sociaalpsychologische theorie Construal Level Theory geeft hier een wetenschappelijke verklaring voor. Construal Level Theory stelt dat mensen sneller geneigd zijn te handelen naar zaken (b.v. objecten, gebeurtenissen) die concreet zijn dan naar zaken die voor hen abstract zijn. Zaken kunnen concreter of abstracter zijn in tijd, afstand en waarschijnlijkheid. Een gebeurtenis is bijvoorbeeld meer concreet wanneer deze spoedig (vs. in de toekomst) plaatsvindt, betrekking heeft op de consumenten zelf (vs. op de samenleving) en hun directe omgeving (vs. locaties in het buitenland) en wanneer het 100% zeker (vs. nog onzeker) is dat dit zal gebeuren.
Als we voorgaande toepassen op de milieuproblematiek voor Westerse consumenten kunnen we concluderen dat de milieuproblematiek momenteel als zeer abstract wordt gezien, waardoor de bereidwilligheid van consumenten tot actie beperkt is. Daarentegen zijn de voordelen van consumeren, zoals het kopen van een nieuwe smartphone of tv, juist zeer concreet. In 2050 worden producten zo aangeboden aan consumenten dat de verlenging van de levensduur naast het milieuvoordeel ook een concreet voordeel biedt voor consumenten. Dit zal hun intrinsieke motivatie en actiebereidheid tot dergelijk duurzaam gedrag vergroten. Het doel is dan ook om de relatie tussen consumenten en producten zo te veranderen dat producten minder als gemakkelijk vervangbare ‘weggooi’-producten worden gezien, maar als producten waar een langdurige band mee wordt opgebouwd.
In 2050 zullen consumenten hun duurzame producten, zoals smartphones, tv’s, wasmachines en meubels dus veel langer willen en kunnen gebruiken. Deze verandering in de relatie tussen consumenten en hun producten heeft verschillende oorzaken, die ik in onderstaande tekst verder uit zal werken.
Langere levensduur als aankoopcriterium van producten
De eerste verandering om een andere relatie tussen consumenten en hun producten te realiseren vindt plaats bij de aanschaf. Waar consumenten levensduur nu niet kunnen meenemen als aankoopcriterium, is in 2050 een score of label standaard beschikbaar voor alle duurzame producten. Hierdoor worden consumenten gestimuleerd om naast prijs, merk, energielabel en de andere aspecten van het product (b.v. functies, grootte, uiterlijk) ook de levensduur in hun aankoopbeslissing van producten mee te nemen, wat zal leiden tot meer persoonlijke interesse in producten met een langere levensduur.
Daarnaast zal een dergelijk label bedrijven stimuleren om hierop in te spelen door meer producten te ontwikkelen die technisch duurzamer zijn, beter bestand zijn tegen mogelijke gebruiksschade (b.v. vallen van smartphone), qua uiterlijk mooi blijven (b.v. krasvrij uiterlijk), waarvoor software langer beschikbaar blijft en die daardoor ook langer goed blijven functioneren.
Verwachte levensduur van producten is aanzienlijk langer
Een extra consequentie van een dergelijke levensduurscore is dat dit de ‘mentale afschrijving’ van de waarde van producten zal vertragen, waardoor consumenten de vervanging door een nieuw product zullen uitstellen. Voor het maken van een vervangingsbeslissing vergelijken consumenten de resterende waarde van het oude product met de waarde en kosten van potentiële nieuwe producten. Momenteel verwachten consumenten dat producten slechts relatief kort mee zullen gaan. Zo is de verwachte levensduur van een smartphone gemiddeld slechts 3,7 jaar en die van een wasmachine 9,2 jaar (Magnier & Mugge, 2022). Het gevolg van deze relatief korte, verwachte levensduur is dat producten vrij snel hun waarde verliezen doordat consumenten deze waarde als het ware boekhoudkundig afschrijven in de tijd.
Bij het naderen van de verwachte levensduur hebben deze producten dus vrijwel geen waarde meer voor de consument (Van den Berge, Magnier & Mugge, 2021a) en stijgt het risico van slecht functioneren. Vervanging wordt dan gezien als een verantwoorde en logische beslissing door zowel de eigenaar als hun directe vrienden en familie. Door deze te snelle mentale afschrijving van producten wordt momenteel een groot aantal van de consumentenelektronica vervangen terwijl deze nog prima functioneerden (26% smartphones, 58% tv’s) en wordt reparatie bij een defect niet of nauwelijks overwogen (Magnier & Mugge, 2022).
In 2050 zal de verwachte levensduur van producten (door de invloed van een levensduurscore) sterk verhoogd zijn en verwachten consumenten duurzame producten te kopen voor een groot deel van hun leven. Denk bijvoorbeeld aan smartphones met een verwachte levensduur van 15-20 jaar en wasmachines met een verwachte levensduur van 25-30 jaar. Het gevolg van deze langere, verwachte levensduur is dat tevens de daadwerkelijke levensduur zal toenemen. Producten houden door de tragere ‘mentale afschrijving’ langer hun waarde, het verwachte risico voor slecht functioneren daalt en reparatie wordt eerder overwogen bij een eventueel defect.
Nieuwe norm van een langere levensduur
Daarnaast zijn consumenten in 2050 zich sterk bewust van de negatieve milieu-impact van het produceren en gebruiken van producten, waardoor de normen omtrent levensduur en productvervanging veranderd zijn. Dit heeft verschillende oorzaken. Allereerst zijn er meer campagnes gevoerd om de negatieve milieu-impact van het consumeren van producten en het nut van levensduurlabels en reparatie duidelijk te maken. Soortgelijke campagnes over het nut van afvalrecycling en het energielabel zijn in het verleden zeer succesvol gebleken. Daarnaast zullen de effecten van milieuverandering en materiaalschaarste in 2050 duidelijker zichtbaar zijn in de maatschappij (b.v. hittegolven, watertekorten, overstromingen, prijsschommelingen) wat dit concreter maakt voor mensen om op te handelen (zie eerdergenoemde Construal Level Theory).
Dit kan uiteindelijk leiden tot een normverandering omtrent levensduur, waarbij mensen verwachten dat de meeste andere mensen hun producten niet vroegtijdig vervangen en dit tevens als onwenselijk ervaren. Binnen sommige consumentengroepen (b.v. studenten) zien we de laatste jaren al normveranderingen ten opzichte van verschillende consumptiepatronen, wat heeft geresulteerd in meer vlees- en vliegschaamte. Wanneer de norm van de consumentenperceptie ten opzichte van levensduur en vervanging van duurzame producten is veranderd, wordt vroegtijdige vervanging door de omgeving als een onverantwoorde beslissing gezien die moet worden vermeden (vervangingsschaamte). Een dergelijke norm zal consumenten afremmen om hun producten vroegtijdig te vervangen.
Een tweede effect van een dergelijke normverandering is dat consumenten trots zullen zijn op producten die ze al lang gebruiken, waardoor een extra intrinsieke motivatie ontstaat tot een nog langere levensduur. Oudere producten kunnen op deze manier extra waarde krijgen voor consumenten, omdat deze communiceren hoe milieubewust de eigenaar van het product is. Producten kunnen hier door middel van design actief op inspelen door de levensduur van het product te communiceren naar zowel de eigenaar zelf als naar anderen. Een voorbeeld van een product, dat de positieve bijdrage aan het milieu en de toename hiervan over de tijd actief communiceert, is 999bottles (zie figuur 2).
Deze herbruikbare waterfles houdt met een fysieke teller en een digitale app bij hoeveel plastic flesjes zijn voorkomen door het gebruik van deze waterfles en wat de milieu-impact daarvan was. Bij herhaaldelijk gebruik zal de eigenaar meer positieve emoties (b.v. trots, vreugde) ervaren wat een extra intrinsieke motivatie geeft voor langer gebruik. Op een soortgelijke manier worden consumenten in 2050 via het design van hun duurzame producten tijdens het gebruik herinnert aan de toename in levensduur. Dit geeft een illustratie van hun persoonlijke bijdrage aan een beter milieu en zal over tijd steeds meer gevoelens van trots teweegbrengen.
Emotionele band met producten
In 2050 bieden producten consumenten ook meer mogelijkheden om tijdens het gebruik iets persoonlijks aan een product toe te voegen om daarmee het product een speciale betekenis te geven. Wanneer consumenten deze toevoeging of aanpassing aan het product als iets bijzonders, onvervangbaars en zelf-expressiefs beschouwen, zullen zij meer geneigd zijn om het product te blijven gebruiken. Vervanging van een dergelijk product zal namelijk betekenen dat de speciale betekenis van het product verloren gaat. Een voorbeeld van een dergelijk product is het concept voor een lamp, welke is ontworpen door Benito Padro (2014; zie figuur 3).
De eigenaars van deze lamp krassen elk jaar de lengte van hun opgroeiende kinderen in het zwarte oppervlak waardoor een uniek en zeer persoonlijk patroon ontstaat. Dit patroon heeft veel emotionele waarde voor de eigenaar. Het is daardoor goed voor te stellen dat consumenten over tijd een dergelijk product als een kostbaar, onvervangbaar bezit zullen gaan zien.
Functies en nieuwheidswaarde toevoegen door upgrades en modulair design
Een sufficiency-based circulaire economie en daarmee het langer gebruiken van producten betekent in 2050 overigens niet dat consumenten geen gebruik kunnen maken van nieuwe of andere functies, want uiteraard kunnen behoeftes van consumenten over tijd veranderen. Bedrijven zijn allereerst door wetgeving verplicht om software-updates beschikbaar te houden voor de totale levensduur van producten, waardoor nieuwe applicaties ook goed zullen werken op oudere producten. Software-upgrades maken het daarnaast mogelijk om nieuwe opties en features aan bestaande producten toe te voegen en daarmee de functionaliteiten uit te breiden.
Alle producten maken in 2050 tevens gebruik van een modulair design waardoor modules of onderdelen van producten gemakkelijk kunnen worden vervangen om daarmee in te spelen op nieuwe ontwikkelingen of veranderde omstandigheden. Op deze manier is het bijvoorbeeld mogelijk om een smartphone te voorzien van een nieuwe camera en een stofzuiger te voorzien van een ander filter en een andere borstel, wanneer er bijvoorbeeld een hond of kat wordt aangeschaft. Dergelijke aanpassingen vergroten tevens de nieuwheidswaarde die consumenten in hun producten ervaren, waardoor de totale waarde van het product in bezit toeneemt.
Onderhoud is vanzelfsprekend en optimaal
Om producten lang technisch functioneel te houden is regelmatig onderhoud vaak noodzakelijk. In 2050 vinden consumenten het vanzelfsprekend om hun duurzame producten te onderhouden en verloopt dit onderhoud optimaal. Producten zijn zo ontworpen dat de meest voorkomende onderhoudstaken (b.v. ontkalking) automatisch gestart worden door het product zonder dat hier aan handeling van consumenten nodig is.
Andere onderhoudstaken waar een handeling van consumenten echt noodzakelijk is, zijn gemakkelijk en snel uit te voeren en kunnen bovendien niet vergeten worden. Producten helpen consumenten om onderhoudstaken stap voor stap uit te voeren, waardoor dit eenvoudiger wordt en door middel van ingebouwde sensoren herinneren producten consumenten er bovendien aan dat het tijd is voor een specifieke onderhoudstaak. Tijdens en na het uitvoeren van het onderhoud kunnen gaming-technieken consumenten belonen met het juiste onderhoudsgedrag. Door het herontwerpen van onderhoudstaken worden deze door consumenten als leuke en zinnige bezigheden gezien, wat hun intrinsieke motivatie om dit onderhoud te continueren zal vergroten.
Dergelijke gaming-technieken kunnen ook een rol spelen bij het optimaal gebruik maken van producten door consumenten. Zo is het bij een wasmachine belangrijk om te wassen met een eco-functie, een lage temperatuur en een volgeladen machine. De interface van de wasmachine kan hierop inspelen door goed gedrag te belonen en zo verder te stimuleren. Daarnaast is het in 2050 mogelijk om bepaald ‘slecht’ consumptiegedrag te verbieden of minder frequent toe te staan. Zo staan wasmachines bijvoorbeeld slechts sporadisch toe om met temperaturen van 60-90 graden Celsius te wassen.
Tot slot kunnen bedrijven een rol spelen bij regelmatige onderhoudstaken. Anno 2022 is het gebruikelijk om onderhoud te plegen voor auto’s, fietsen en cv-ketels maar dit zal in de toekomst voor vele andere producten een optie zijn die door bedrijven wordt aangeboden als een service. Dit biedt ook mogelijkheden om onderdelen, die sterk aan slijtage onderhevig zijn en daardoor de functionaliteit van producten over tijd verlagen (b.v. accu’s), op tijd te vervangen, voordat consumenten zich hieraan ergeren en besluiten het gehele product te vervangen in plaats van enkel het versleten onderdeel.
“Momenteel zijn consumenten vrij negatief over de mogelijkheid tot repareren. Zij geven aan dat ze de expertise missen en dat producten vaak niet goed te repareren zijn. Consumenten hebben daarnaast veel producten dagelijks nodig, waardoor het onmogelijk is om enkele dagen te wachten op een reparatie.”
Motivatie en kundigheid voor reparatie is hoog
Ondanks de toename in technische duurzaamheid en onderhoud van duurzame producten zal reparatie in 2050 af en toe nodig zijn, omdat producten bijvoorbeeld onverwachte schade oplopen (b.v. kapot scherm in smartphone). Momenteel zijn consumenten vrij negatief over de mogelijkheid tot repareren. Zij geven aan dat ze de expertise missen en dat producten vaak niet goed te repareren zijn. Consumenten hebben daarnaast veel producten dagelijks nodig, waardoor het onmogelijk is om enkele dagen te wachten op een reparatie (Van den Berge, Magnier en Mugge, 2021b).
In 2050 is de motivatie en kundigheid van consumenten voor het uitvoeren van dergelijke reparaties hoog. Dit heeft een aantal oorzaken. Allereerst stimuleert de nieuwe norm van levensduurverlenging en de daaruit volgende verwachting dat producten goed te repareren zijn consumenten om reparatie te overwegen. Daarnaast worden consumenten in 2050 door het product geholpen bij de diagnose van het defect. Door middel van sensoren kunnen producten indicaties geven welke onderdelen vervangen moeten worden en zo consumenten helpen bij de start van de reparatie. In 2050 wordt de reparatie verder snel, gemakkelijk en goedkoop uitgevoerd doordat onderdelen en een eventuele servicemonteur nog dezelfde dag beschikbaar zijn. Hierdoor kan reparatie daadwerkelijk concurreren met de aanschaf van een nieuw vervangingsproduct, wat door retailers binnen dezelfde dag geleverd kan worden.
Het is waarschijnlijk dat er twee verschillende routes voor reparatie blijven bestaan. Voor goedkopere producten zullen consumenten de reparatie zelf uitvoeren, wat betekent dat het product en wellicht een bijbehorende app of website hen zal ondersteunen in het stap voor stap uitvoeren van de reparatie. Voor duurdere producten zal een professionele reparatiedienst worden gecontacteerd die gemakkelijk te bereiken is en snel het defect zal verhelpen.
Tot slot biedt reparatie in 2050 consumenten extra voordelen, waardoor zij meer gemotiveerd zullen zijn om hun defecte producten te repareren. Momenteel wordt reparatie gezien als een actie om een ongewenste status van het product zo goed mogelijk terug te brengen naar de originele status. Het is echter ook mogelijk om door middel van reparatie iets extra’s in het product toe te voegen, wat het product een meerwaarde kan geven. Een voorbeeld daarvan is de Japanse Kintsugi-reparatietechniek (zie figuur 4). Kintsugi is een goudlijm waarmee gebroken keramiek kan worden gerepareerd. Door het gebruik van goud wordt het gerepareerde keramiek uiteindelijk mooier en uiteraard unieker dan het in zijn originele status was.
Daarnaast illustreert de Kintsugi-reparatie de historie van het product en zijn relatie met de eigenaar. Op een soortgelijke wijze kunnen reparaties van duurzame producten zo worden ontworpen dat deze in 2050 het product esthetisch en emotioneel verrijken. Dit zal de intrinsieke motivatie voor reparatie vergroten en geeft het product bovendien een unieke, persoonlijke verschijningsvorm. Het gerepareerde product wordt op deze manier een expressieve uiting van het milieubewuste gedrag van de eigenaar, wat de relatie met het product versterkt en de levensduur weer verder kan doen verlengen.
Nieuw leven van producten via refurbishment
Ondanks de mogelijkheid tot het upgraden van modulaire producten zullen er in 2050 situaties zijn waarbij het upgraden onvoldoende mogelijkheden biedt voor consumenten. Denk daarbij bijvoorbeeld aan een tv die na een verhuizing te klein is voor de nieuwe woonkamer van de eigenaar. In deze gevallen kan refurbishment een goede mogelijkheid bieden om producten toch in gebruik te houden door deze te verkopen aan een nieuwe eigenaar. Door middel van refurbishment krijgen bedrijven de oude producten terug voor het refurbishment-proces, waarbij producten worden gecontroleerd, schoongemaakt en indien nodig gerepareerd. Voor de acceptatie door consumenten is het belangrijk om twijfels omtrent de hygiëne van refurbished producten weg te nemen door sommige hygiënegevoelige onderdelen te vervangen.
Sharing services voor producten die weinig of kort gebruikt worden
Voor producten die consumenten slechts enkele keren per jaar gebruiken (b.v. boormachines, partytenten) is eigendom in 2050 niet meer gebruikelijk. Deze producten zijn gemakkelijk en snel online te reserveren en worden daarna thuisbezorgd of afgehaald bij winkelpanden in de buurt. Op die manier delen consumenten het gebruik van deze producten en kan het aantal producten dat in omloop is sterk verminderen. Consumenten hebben hiervoor wel het vertrouwen nodig dat producten altijd beschikbaar zullen zijn. Voldoende capaciteit en relatief lage huurkosten zijn essentieel voor dit succes.
Het langdurig leasen van producten die dagelijks of wekelijks gebruikt worden, zal in 2050 gebruikelijk zijn voor consumenten die deze producten slechts tijdelijk nodig hebben. Hierbij is te denken aan studenten of expats die voor enkele maanden of jaren een fiets, wasmachine of espressomachine nodig hebben. Aangezien de levensduur van producten sterk zal toenemen en de totale kosten van leasing daardoor relatief groot zullen zijn in vergelijking met een langwerkend product in eigendom, zal leasing minder interessant zijn voor consumenten die producten gedurende de hele levensduur kunnen gebruiken.
Persoonlijk consumptiebudget voor verlaging van totale consumptie
Deze visie richtte zich tot nu toe op de relatie tussen consumenten en duurzame producten. Naast duurzame producten zijn voedsel, reizen, kleding, woning en entertainment ook van grote invloed op de huidige milieuproblematiek en dient de consumptie van alle milieubelastende activiteiten te verminderen in een sufficiency-based circulaire economie. Om mensen te stimuleren bewuste keuzes te maken omtrent hun gehele consumptiepatroon en te kiezen voor de zaken die voor hen het meest belangrijk zijn, is er in 2050 een persoonlijk consumptiebudget. Dit consumptiebudget betekent dat de hoeveelheid CO2 en schaarse materialen die een persoon per jaar mag gebruiken vaststaat voor elke burger. Deze hoeveelheid wordt bepaald op basis van de maximale hoeveelheid CO2 en schaarse materialen waarmee een sufficiency-based circulaire economie voor iedereen verwezenlijkt kan worden.
Bij alles wat men consumeert, wordt de hoeveelheid consumptie afgetrokken van iemands budget. Met dit persoonlijke consumptiebudget kunnen consumenten dus zelf kiezen wat ze willen doen, maar uiteraard is het niet mogelijk om zoveel te consumeren als men anno 2022 doet. Consumenten zullen dus keuzes moeten maken tussen vlees eten, het kopen van kleding of een nieuwe smartphone en het maken van een reis. Voor iedereen zal dit consumptiebudget even hoog zijn om sociale ongelijkheid te voorkomen.
Conclusie
In deze toekomstvisie heb ik nieuwe manieren van consumptie geschetst, waarbij consumenten hun duurzame producten langer willen en kunnen houden. Consumptie zal daardoor een lagere milieu-impact hebben. Het moge duidelijk zijn dat dit nieuwe consumptiegedrag niet vanzelf door consumenten wordt gestart en uitgevoerd. Consumenten zijn voornamelijk bereid om naar concrete zaken te handelen en de huidige milieuproblematiek is voor hen nog zeer abstract. Een sufficiency-based circulaire economie kan echter concrete en persoonlijke voordelen voor consumenten bieden als deze specifiek worden gestimuleerd door bedrijven (b.v. door middel van productdesign) en beleidsmaatregelen. De geschetste opties bieden mogelijke richtingen daartoe.
Een eventueel negatief milieueffect van levensduurverlenging is dat er met oude producten geen gebruik gemaakt kan worden van nieuwe energie-efficiëntere technologieën. Onderzoek laat zien dat de verlenging van de levensduur van producten meer milieuvoordeel biedt dan het vervangen van deze producten door meer energie-efficiënte varianten (Bakker et al., 2014). Aangezien onze maatschappij in 2050 over is gegaan op 100% hernieuwbare energie, zal het voordeel van energie-efficiëntie kleiner worden en is een levensduurverlenging dus veelal de geprefereerde optie voor duurzame producten.
Referenties
Bakker, C., Wang, F., Huisman, J., & Den Hollander, M. (2014). Products that go round: exploring product life extension through design. Journal of Cleaner Production, 69, 10-16
Bocken, N. M., & Short, S. W. (2016). Towards a sufficiency-driven business model: Experiences and opportunities. Environmental innovation and societal transitions, 18, 41-61
Magnier, L., & Mugge, R. (2022). Replaced too soon? An exploration of Western European consumers’ replacement of electronic products. Resources, Conservation and Recycling, 185, 106448
Padro, B. (2014). Emotionally durable lighting. Master thesis. Delft University of Technology
Van den Berge, R., Magnier, L., & Mugge, R. (2021a). Too good to go? Consumers’ replacement behaviour and potential strategies for stimulating product retention. Current opinion in psychology, 39, 66-71
Van den Berge, R., Magnier, L., & Mugge, R. (2021b). A poorly educated guess: Consumers’ lifetime estimations, attitudes towards repairability and a product lifetime label. Paper presented at the PLATE conference (2021).